Het is spijtig te moeten vaststellen dat meer dan 50 jaar nadat de weekendverblijvers de strijd aangingen voor het behoud, nu in het stroomgebied van de Nete in natuurgebieden jacht wordt gemaakt op de weekendverblijven die er al zolang staan. We kunnen dit niet los zien van het totale falen van de overheid om een fatsoenlijk beleid te voeren waarbij natuur en ruimte maximaal worden gevrijwaard en tegelijkertijd op een menselijke manier en met een historische bril wordt gekeken naar een problematiek die inderdaad sterk uit te hand aan het lopen is, maar waar de weekendverblijven geen schuld aan hebben. Want wat is er de afgelopen 50 Ã 60 jaar gebeurd op het platteland?
Wie een geografische kaart neemt op een voldoende kleine schaal van kort na de Tweede Wereldoorlog, zoals een stafkaart, en deze vergelijkt met eentje van nu, ziet gelijk wie de open ruimte heeft doen veranderen. Kort na de Tweede Wereldoorlog bestond het platteland uit een bucolisch landschap van vele kleine boerderijen en dorpjes, met kronkelende beekjes, voorzien van hagen met knotwilgen enz… Vooral in de jaren 1960 en 1970 ging dit landschap op de schop. Ten gevolge van beslissingen van de EEG, de voorloper van de Europese Unie, moest de landbouw evolueren van keuterboertjes die met moeite over een inkomen beschikten, naar een grootschalige landbouw (plan Mansholt). Ware agrobedrijven met grote concentraties aan runderen, varkens en pluimvee, kwamen in de plaats. Ruilverkavelingen moesten het versnipperde landschap tot grote gehelen smeden waarbij beken werden rechtgetrokken en de begroeiing met houtwallen verdween. Maar, typisch voor Vlaanderen, de kleine boerderijtjes werden niet noodzakelijk afgebroken, maar omgevormd tot ‘fermettes’ en landhuizen. En het minidecreet van staatssecretaris Paul Akkermans (CVP) (1984) zorgde ervoor dat wanneer de afstanden tussen die boerderijen, fermettes en landhuizen niet te groot waren, er daartussen mocht gebouwd worden. Hierdoor werd de wanstaltige ruimtelijke ordening in Vlaanderen met zijn lintbebouwing en zijn gevaarlijke overvolle wegen waar overal uitritten op uitmonden, versterkt. Sommige landbouwers gingen dus twee keer langs de kassa: ze kregen subsidies om te vergroten of te stoppen en ze konden heel wat landbouwgrond de facto omzetten tot bouwgrond om er de kinderen een eigen huis te laten bouwen. Maar die vreugde duurde niet lang, want overproductie, mestproblematiek en de wraak van moeder natuur onder de vorm van overstromingen en het wegspoelen van goede grond zouden ingrijpen op het inkomen van de boeren en de overheid verplichten om, met mondjesmaat en veel te traag, enkele maatregelen te nemen. Ondertussen hingen vele landbouwers financieel, voor hun voorzieningen van meststoffen, veevoeders en allerlei andere producten, meer en meer af van de Boerenbond die niet zomaar een vakorganisatie is, maar een industrie op zich vormt.
En dus zitten we nu met een patstelling. Vlaanderen exporteert enorm veel vleeswaren, maar heeft eigenlijk de gronden er niet voor om die mestoverschotten op een ordentelijke manier te borgen. Ook beschikt Vlaanderen niet over voldoende gronden om al die dieren van voedsel te voorzien waartoe dus massaal vooral soja moet geïmporteerd worden uit Zuid-Amerika, die dan gekweekt wordt op plantages waarvoor het oerwoud moet verdwijnen. Niet alleen inzake stikstoffen zitten we door de combinatie van onze industrie, landbouw en mobiliteitsproblematiek ver boven iedere drempel die de Europese Unie ons oplegt, een organisatie die nu wel begrepen heeft dat inzake landbouw de koers moet omgegooid worden. Alleen dat voor die omschakeling de middelen niet altijd voorzien worden. Tegelijkertijd worden boeren ook nog eens financieel gewurgd door de distributiesector waardoor ze onder de prijs moeten verkopen. Een korte keten, rechtstreeks naar de consument, kan hierin helpen maar voor de haastige consument is dat complex en is het grootwarenhuis wel handig. Natuurgebieden hebben last van die stikstofuitstoot: het woekeren van bramen en netels bewijst dat. En dat betekent dat eigenlijk niets meer kan als er geen drastische maatregelen worden genomen, tegen bepaalde belangengroepen (lees: de Boerenbond en vrienden) in als het moet, in goed overleg als het kan.
Deze structurele problemen los je niet op door het wegjagen van enkele weekendverblijven uit de natuurgebieden. Vaak zijn ze gebouwd vooraleer er een gewestplan was dat de bestemming ‘natuur’ vastlegde. Als ze al werden aangepakt door de inspectie en justitie werden vonnissen nooit uitgevoerd. Ondertussen werden wel belastingen op het tweede verblijf betaald en sommige eigenaars zelfs ingeschreven als bewoner in de gemeente. Iedereen die zegt dat ze hadden kunnen weten dat er ooit problemen van zouden komen, miskent de historische context waarin deze verblijven zijn ontstaan, toen er echt wel gruwelijker dingen toegelaten worden zoals ik hierboven geschetst heb. Maar ja, electoraal staan landbouwers en andere gebruikers van de open ruimte wel sterker dan de ‘mensen van ’t bos’, bossen die vaak nu verouderde mijnbossen zijn die moeten gekapt worden en vervangen worden door meer streekeigen beplanting. Aan diegenen die nu getroffen zijn heb ik volgende tips: evalueer wat je weekendverblijf of woning in het bos je waard is en is dit veel voor jou, ga er dan voor! Er zijn genoeg argumenten om mensen die je met de vinger wijzen de deur te wijzen (zie o.m. wat ik hierboven heb geschreven). De hypocrisie moet stoppen! België is nog steeds een rechtstaat en wonen een recht. Er zijn dus altijd procedures mogelijk om uit de problemen te geraken. En door je te verenigen met mensen die hetzelfde meemaken kan je je beter verdedigen tegen een overheid die het eigenlijk ook allemaal niet meer weet.
Ivan Derycke Afgevaardigde Retie
Van Montfortstraat 46, 2140 Borgerhout, e-mail: i.derycke@skynet.be
Opmerkingen